Laat studenten, woningcorporaties en beleggers met rust
Het onderwerp ‘woningdelen’ is een hot topic in Amsterdam. Op 11 december zal de gemeenteraad er weer over vergaderen. Aanleiding is dat Laurens Ivens, SP-wethouder Wonen, heeft aangekondigd dit fenomeen, waarbij een groep studenten en andere jongvolwassenen een woning delen, aan banden wil leggen. Een onnozeler en treuriger beleid kan ik me niet voorstellen. Leest u even mee?
Drie argumenten voor woningdelen
Ten eerste verkeren door de aangekondigde maatregelen de huidige 76.000 woningdelers in Amsterdam (volgens Het Parool, 11 november 2019) in grote onzekerheid over de vraag of ze kunnen blijven wonen waar ze wonen. Ook zet dat de vriendschap die ze onderling vaak hebben, onder druk. Het Big Brother-spelelement, wie moet het huis uit?, zal daar helaas voor zorgen.
Ten tweede speelt op de achtergrond de grote woningnood. Volgens een artikel uit Het Financieele Dagblad (FD) van afgelopen 5 december is er in Nederland een tekort van minimaal 33.000 studentenwoningen. Het beschikbare aanbod dan inperken is dan alleen volgens hardline-socialisten uit de vorige eeuw niet krankzinnig.
Ten derde speelt het fenomeen duurzaamheid en geldverspilling. Hoe meer mensen Ivens bereid is op straat te zetten, hoe meer druk om woningen voor hen te bouwen. Ook behelst zijn plan het bouwkundig aanpassen van woningen die nu al gedeeld worden. Dat leidt allemaal tot kostbare en overbodige bouwproductie met de bijbehorende uitstoot van ongewenste stoffen. De kosten van de administratieve rompslomp laat ik hierbij nog buiten beschouwing.
Een verklaring voor onnozel beleid
Wethouder Ivens suggereert het op te nemen voor mensen die last hebben van geluidsoverlast. Op zich is dat een nobel streven. We leven echter met zijn allen in een Samen-Leving. In de stad is het nu eenmaal minder stil dan op het platteland. Met wederzijds begrip en tolerantie en bestaande handhaving, komen we al een heel eind. De eerdergenoemde bouwwerkzaamheden die het gevolg zouden zijn van zijn plannen, leiden op hun beurt juist wel tot extra geluidsoverlast.
In het eerdergenoemde artikel in Het Parool komt bovendien naar voren dat geluidsoverlast helemaal niet méér door woningdelers wordt veroorzaakt dan door anderen. Als ik naar mezelf kijk, denk ik dat ik nu met mijn huishouden met twee kleine kinderen meer geluidsoverlast veroorzaak dan toen ik student was. De beperkte overlast die ik destijds ’s nachts veroorzaakte was in goede balans met het geluid dat mijn buurman veroorzaakte met zijn hobby boomstammen zagen, iets wat hij op zaterdagochtenden met regelmaat deed. Al met al woonden we prima naast elkaar.
Onterecht wantrouwen
Naast het zogenaamd willen bestrijden van geluidsoverlast, komt Ivens’ plan voort uit zijn queeste om ondernemerschap en streven naar winst te bestrijden. Algemeen bekend is dat Ivens winst uit huur voor woningeigenaren fout vindt. Huurders worden uitgemolken is zijn redenering. Dat die inkomsten voor particuliere eigenaren, beleggers of woningcorporaties ook weer geïnvesteerd kunnen worden in extra aanbod van (studenten)woningen en daarmee huurprijzen dempt, is een argument dat ik hem nog niet heb horen maken.
De grote Amsterdamse corporaties hebben afgelopen week in een opiniestuk in Het Parool nog maar eens een lans gebroken voor woningdelen. Terecht. Corporaties kijken, meer dan andere eigenaren, naar meerdere doelen behalve winst maken. Als zij aan een groep willen verhuren, laat ze. Extra bemoeizucht vanuit de gemeente suggereert onterecht wantrouwen in woningcorporaties; in hun medewerkers en in hun beleid.
Mijn advies aan de gemeenteraad op 11 december: laat studenten, woningcorporaties en beleggers met rust.
Frank van Min, directeur Wolf Huisvestingsgroep